29 oktober en 5 november 2024
Thema 01. Kant, Hegel en Jaspers over de eeuwige vrede
dr. Gerrit Steunebrink (Nijmegen)
Even hebben we gedacht in Europa dat we van de oorlog af waren. In West-Europa kennen we sinds het einde van WOII geen oorlog meer. De oorlog tussen Rusland en de Oekraïne heeft alles anders gemaakt. Er is een oorlogsdreiging voor Europa, de mogelijkheid van het gebruik van kernwapens komt daarbij altijd ter sprake. Wat zegt dit van het project van de filosoof I. Kant (1724-1804)? Hij ontwikkelde in zijn geschrift Naar de eeuwige vrede (Zum ewigen Frieden, 1795) de theorie dat oorlog tussen de staten niet meer nodig was en dat de onderlinge vrede gegarandeerd kon worden in een federale statenbond. Hij was daarmee van invloed op de oprichting van de Volkenbond en later van de Verenigde Naties. Maar ook in zijn tijd was zijn project niet onomstreden. De filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831) probeerde in zijn Grondlijnen van de Rechtsfilosofie (Grundlinien der Philosophie des Rechts, 1820) de positieve zin van de oorlog te plaatsen in de versterking van de noodzakelijke eenheid van een staat zonder daarmee oorlogspropaganda te willen maken. Hij probeert ook te denken hoe de vrede in Europa gerealiseerd kan worden. De existentialistische filosoof Karl Jaspers (1883-1969) neemt in zijn ten tijde van de communistische dreiging geschreven boek De atoombom en de toekomst van de mens (Die Atombombe und die Zukunft des Menschen, 1958) de inzet van Kant weer over. Juist de atoombom leert ons dat oorlog afgeschaft moet worden. Maar evenals Hegel zegt hij ook dat offerbereidheid voor de vrijheid nodig is. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar?
Immanuel Kant Over de eeuwige vrede
Immanuel Kant bestrijdt in zijn geschrift Over de eeuwige vrede (Zum ewigen Frieden) de noodzaak van oorlog. Oorlog was nodig in de geschiedenis, maar de oorlog heeft zichzelf overbodig gemaakt. We kunnen nu de morele eis tot opheffing van een toestand van mogelijk mondiaal oorlogsgeweld waarmaken.
Kant denkt de staat principieel met het model van het sociale contract. Hij meent dat de wetten en instellingen van een staat gedacht moeten worden alsof ze berusten afspraken tussen de afzonderlijke individuen die zo aan een toestand van dreigend geweld, een oorlog tussen de individuen, een eind maakt. Ieder individu wint daarbij zijn vrijheid. De handhaving van het recht wordt overgegeven aan een soevereine instantie. Daarbij hoort ook de scheiding der machten. Kant noemt dit het republikeinse model. Wij zouden dit nu democratie noemen. Dit model direct toepassen op de wereldbevolking als geheel om deze in een wereldstaat te verenigen is onmogelijk. Taal en religie houden ook de volkeren uit elkaar. Wel kan zo de band tussen staten als individuen onderling gedacht worden als verenigd in een federatie van staten die allen zelf ‘republikeins’ gevormd zijn. Niet iedereen hoort erbij. Maar waar is de bovenstatelijke soevereine instantie die recht kan afdwingen? Kant denkt ook het wereldburgerrecht, dat is het recht dat een individu van de ene staat heeft in de andere. Hij verdedigt een universeel bezoekrecht, geen automatisch verblijfsrecht en bekritiseert fel het kolonialisme.
Na Kant: G.W.F. Hegel en Karl Jaspers
Hegel is een felle criticus van de idee van het sociale contract. Het contract hoort tot de sfeer van de sociaaleconomische verhoudingen en is geen model voor het begrip van de staat. Het hoort thuis in de ‘burgerlijke maatschappij’, een laag in de staat in brede zin die hij onderscheidt van en plaatst tussen de familie en de staat in engere zin. De wet die ons bindt wordt niet gemaakt. De wet is er altijd al. De staat berust op een aan alle afspraken voorafgaande zedelijke band en heeft meer iets van de familie. Iedere staat onderscheidt zich als uniek individu van andere staten. In dat onderscheid beleeft hij zijn identiteit. Een alle staten overkoepelende zedelijke identiteit bestaat niet. Oorlog moet niet, maar hoort altijd tot de mogelijkheden. Wanneer hij zich voordoet geeft hij de staat de kans zijn vrijheidsbewustzijn te versterken. Geen vrijheid zonder offerbereidheid. Wel kunnen de Europese staten op basis van hun gemeenschappelijke cultuur gemeenschappelijke christelijke cultuur proberen de onderling oorlog uit te bannen. Wijst Hegel hier vooruit naar de Europese Unie?
Karl Jaspers neemt Kants idee van de noodzaak van de afschaffing van oorlog over. Juist de atoombom dwingt ons daartoe. Hij verdedigt de idee van de Verenigde Naties. Hij keert zich kritisch tegen het pacifisme. Met Hegel meent hij dat de vrijheid om offerbereidheid vraagt. Het pacifisme is een laffe pragmatische strategie. De onnavolgbare uitzondering is Gandhi. Maar hoe verhoudt zich die oorlogsbereidheid tot de mogelijkheid van de ondergang van de mensheid?
Literatuur
• Kant, Immanuel, Zum ewigen Frieden, in: Immanuel Kant, Abhandlungen nach 1781, Kants Werke Akademie Textausgabe Band VIII pp. 341-386. Berlin: Walter de Gruyter 1968
• Kant, Immanuel, Naar de eeuwige vrede, een filosofisch ontwerp, Vert. Thomas Mertens & Edwin van Elden, voorwoord, inleiding & annotaties Thomas Mertens. Amsterdam: Boom, serie Kleine Klassieken 2004.
• Reynaert, Peter, Kants politieke filosofie, in: Joachim Leilich (red.) Kant, een inleiding. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans 2004, pp. 117-140
• Hegel, G. W. F., Grundlinien der Philosophie des Rechts, red. Klaus Grotsch&Elisabeth Weisser-Lohmann. Hamburg: Meiner 2009, 2013
• Hegel, Georg Friedrich Wilhelm, Hoofdlijnen van de Rechtsfilosofie, vertaling Willem Visser. Amsterdam: Boom 2014
• Heyde, Ludwig, De verwerkelijking van de vrijheid, een inleiding in Hegels rechtsfilosofie. Leuven/Maastricht: Universitaire Pers Leuven en Van Gorcum Assen/Maastricht 1987
• Karl Jaspers, Die Atombombe und die Zukunft der Menschheit. München: Piper Verlag 1958
• Karl Jaspers, The Atombomb and the Future of Man, translator E.B. Ashton. Chicago: University of Chicago Press 1963
• Andren Mats, Atomic War or World Peace Order? Karl Jaspers, Denis de Rougemont, Bertrand Russell. Taylor&Francis online 12-10-2020, pp. 784-800
Personalia
Dr. Gerrit Steunebrink (1948) doceerde godsdienst- en cultuurfilosofie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij publiceerde over godsdienst, metafysica en kunst bij G.W.F. Hegel, W. Dilthey, K. Jaspers en Th. Adorno. Over dezelfde onderwerpen publiceerde hij ook in multicultureel en politiek perspectief. Islam en christendom, Turkije en Europa stonden daarbij centraal. Na zijn pensionering ging/gaat hij verder als geassocieerd onderzoeker bij het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen.